Op jacht

 


 

Op jacht.

 

Hier in ’t kamp gaat men op jacht,
overdag en in de nacht.
Niet op hazen en wilde dieren,
maar op “luiskens” die hier zo tieren.

Dinsdags en Zaterdags om acht uur,
begint de jacht met heel veel vuur.
Een breipen en ’n kaars die brand,
dat zijn de wapens in de hand!

Zodra er onraad wordt bespeurd,
krijgt de brandende kaars z’n beurt.
Vluchten diertjes? ’t Helpt je niet!
De planken zijn los, zoals je ziet.

En kruip je ook al in een spleet,
Je wordt verbrand! De vlam is heet!
Ieder zoekt in spullen en boeken,
inspecteert daar alle hoeken.

En mocht je ook al “wandjes” vangen,
geen schaamrood stijgt je naar de wangen.
Want die vieze beestjes klein,
proberen bij ieder welkom te zijn.

Maar liet men de diertjes stil begaan,
dan brak al gauw het ogenblik aan,
dat die wandluisjes allemaal
de mensen verdreven in de zaal.

Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia