De Paas-Mis

 


 

De Paas-Mis.

 

’s Zondags dan mocht er geen kerk hier gehouden:
’s Vrijdags! Dat was meer op Oosters manier.
Dan maar op vrijdag tezamen gebeden,
’s morgens om elf uur was men trouw hier.

Daar bad Moeder Oda met Zusters en mensen,
geen boek, geen papiertje mocht worden gebruikt.
Alleen uit het hoofd mocht worden gebeden,
dat deden we, want – anders was ’t weer uit.

Dikwijls reeds had men gesmeekt om een Priester,
maar telkens een weigering en daarbij een snauw.
’t Was Pasen, – we wilden ’t weer eens proberen:
Een uurtje, een Priester, die Mis lezen zou.

Natuurlijk geweigerd. – Dat moest nu eens uit zijn!
Maar toen werd verleend een héél grote gunst:
Een lied mocht gezongen, op ’t Hoogfeest van Pasen.
Een lied! – Ja maar welk? – Dat was nu de kunst.

De Paas-Mis van het begin tot het einde,
werd toen gezongen, als een enkel lied.
Toen nog: “Aan U, o Koning der eeuwen”
als laatste couplet van dit lange lied.

Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia