Vliegen vangen

 


 

Vliegen vangen.

 

Wat ’n opwinding! – ’t is ongehoord!
Wie heeft hier zo de rust gestoord?
Kijk die Zuster eens krampachtig staan!
En die daar als ’n furie naar de vliegen slaan!

Vlieg of geen vlieg, ’t gaat maar: Klap!
ze doet ’t heus niet voor de grap!
O, o, is dat voor die één ’n schrikken,
nu wil de sluierband nog niet strikken!

In ’n wip zijn allen zo uiterst actief,
dat doet de verschijning van Sientje lief.
Hij brult en buldert in de deur,
geen één die toegeeft aan gezeur!

Al lig je halfdood op je bed,
’t is of j’een stroom krijgt aangezet.
Als Sien nog met de schrobstok dreigt,
dan ieder het op de zenuwen krijgt!

Op de vliegen heeft hij het gemunt!
er wordt geen mens meer rust gegund.
Maar wij gunnen hem geen twee keer pret,
buiten wordt iemand op wacht gezet!

Die roept bij onraad: “De luiwagen komt aan!”
Wat zeggen wil: vlug opgestaan!
De commandant vindt niemand dan op bed,
en klapt men vliegen met de grootste pret.

Lies Keulen – Zuster Josepha Cornelia